Tips voor het gebruik van het waardenkaartspel
IN GROEP ONDER LEERKRACHTEN, LEERLINGEN OF OUDERS
1. Deelnemers concretiseren waarden
- Laat de deelnemers voor de waarde op een kaartje vertellen wat die waarde voor hen betekent in het dagelijks leven.
- Vergelijk eventueel met de gedragingen die in het Waardenboek staan.
2. Elkaars kwaliteiten benoemen
- Leg de kaarten open op een tafel.
- De deelnemers gaan rond de tafel staan en nemen 1 kaart die ze toepasselijk vinden voor hun buur.
- Om de beurt vertellen ze aan de groep waarom ze die kaart gekozen hebben. Ze geven voorbeelden van concrete gedragingen.
3. Eigen kwaliteiten benoemen
- Leg de kaarten open op een tafel.
- De deelnemers nemen 1 kaart die ze toepasselijk vinden voor zichzelf.
- Om de beurt vertellen ze aan de groep waarom ze die kaart gekozen hebben. Ze geven voorbeelden van concrete gedragingen.
4. Schoolwaarden kiezen en concretiseren
- Vorm groepjes van vijf.
- Kies vijf kernwaarden.
- Bespreek ze eerst onderling en vervolgens plenair.
INDIVIDUEEL
- Verduidelijk je eigen waarden.
- Neem de waardenkaarten die voor jou rechtstreeks verband houden met het vak dat je doceert of de functie die je vervult.
- Verduidelijk waarom die waarden voor jou belangrijk zijn.
IN DE LES
1. Les in het teken van een waarde
- Leid een waarde bij het begin van de les in.
- Stop geregeld tijdens de les als die waarde aan bod komt.
2. Waarde raden
- Kondig aan dat je les in het teken van een bepaalde waarde staat. Zeg niet welke.
- Vraag de leerlingen om op het einde van de les te raden welke waarde je voor ogen had.
- Neem voldoende tijd voor de nabespreking. Er zijn geen 'foute' antwoorden.
3. Klasregels
- Leg de kaarten open op een tafel.
- Laat de leerlingen kaarten kiezen die zij voor hun klasgroep het belangrijkst vinden.
- Laat hen de waarden bespreken en er klasregels aan verbinden.
4. Conflicthantering
- Gebruik de waardenkaarten om bij een conflict duidelijk te maken welke waarden geschonden zijn en aan welke behoeften voldaan moet worden.
5. Zelfportret
- Verdeel de kaarten onder de deelnemers zodat ze allemaal hetzelfde aantal hebben (minstens 3). De leerlingen tonen elkaar hun kaarten niet.
- Om de beurt geven ze een kaart, waarvan ze vinden dat die niet bij hen past, aan hun linkerbuur. Ze ontvangen een kaart van hun rechterbuur.
- Een speler die volgens hem/haar een setje van kaarten heeft dat volledig bij hem/haar past, is uit.
- Alle spelers leggen hun zelfportretje voor en geven concrete voorbeelden van elke kaart.
6. Waardenrollenspel
- Kies 3 of 5 waarden.
- Beschrijf voor elke waarde kort een uitgangspunt voor het rollenspel. Bv. 'Op de speelplaats maakt een leerling een ongepaste opmerking over het uiterlijk van een medeleerling.
- Bepaal het aantal deelnemers en geef elke deelnemer een rolfiche met instructies bij de rol.
- Maak vooraf ook duidelijk speregels zodat het rollenspel optimaal en veilig kan verlopen.
Meer inspiratie vind je ook in het GO! waardenboek.